|
Lieve Vrouwe- of Albadaleen
|
Anno 1543
|
- Oorsprong
-
 
De oorsprong van het Albadaleen is niet eenduidig bekend,
een stichtingsbrief bestaat niet. Een neerslag van de familiale traditie
staat voor al eerst in de "Memoria van Albadageslachte tot Poppingawier".
Dit manuscript is begin 17de eeuw door Andries van Albada geschreven
aan de hand van oude stukken en de "mens(c)hen gehuegenisse".
Het is waarschijnlijk dat ene Rienck Sythiema de stichter is geweest. Hij was
de zoon van Pibo Sythiema en His Zyaerda van Albada, dochter van "olde" Lieuwe
van Albada. Pibo leefde rond 1500 en was een voorname persoon doch
is kinderloos gestorven in Poppenwier. Zijn zuster,
Sythie (of Syts) van Sythiema was gehuwd met Hette Bottes Heslinga.
Zij hadden zes kinderen: Eelck, Jilda, His, Botte, Pybe en Lieuwe.
Deze laatste heeft de achternaam Van Albada aangenomen en huwde met
Frouck Roorda van Genum, terwijl zijn broer Botte Hettes de naam
Heslinga aannam. Het is waarschijnlijk dat de kinderloos overleden
Pibo twee zonen van zijn zuster, Pybe met zijn eigen naam,
en Lieuwe met de naam van zijn moeders vader en achternaam van
zijn moeder heeft bevoordeeld. Uit het huwelijk van Lieuwe en Frouck
zijn de nazaten van de "van Albada's" voortgekomen.
In ieder geval staat Lieuwe Hettes bekend als alleenbezitter van
het Jus Patrones over het Albadaleen. Tussen de jaren 1400 en 1500
waren er grote conflicten en vete's in Friesland, de stijd tussen
de zogenaamde Schieringers en de Vetkopers. Lieuwe en zijn broers
waren Vetkoper gezind en hij moest dus schipperen als de tegenstanders
tijdelijk de macht hadden. Er is een tijd een grote stilte geweest
rond zijn persoon waarbij hij waarschijnlijk zonder al te grote
problemen in Poppenwier heeft gewoond. Kansen keren en op 12 januari 1525
krijgt Lieuwe Hettes van de Bourgondiërs een aanstelling als grietman
van Rauwerderhem. Hij verrichtte het grietnijschrijfwerk voornamelijk
zelf en in het Fries, Lieuwe Hettes staat bekend als de langst
Fries schrijvende grietman. Na zijn overlijden in 1543 werd
Lieuwe Hettes als grietman opgevolgd door zijn zoon Hette Lieuwes van Albada.
Deze was Spaansgezind en weigerde zijn Katholieke geloof op te geven.
Hierdoor viel hij in onmin en werd afgezet en verbannen. Hij stierf in
Steenwijk in 1587 en is later bijgezet in het familiegraf in Poppenwier.
Bovengenoemde Andries van Albada werd de eerste beneficiant
van het Albadaleen in 1571. Zeer waarschijnlijk heeft hij van de
mogelijkheid gebruik gemaakt om op kosten van het leen te studeren
aan de universiteit van Leuven. In 1617 woont Andries in Mechelen en
schrijft hij zijn neef Pibo in Leeuwarden dat hij graag zou
willen dat die zijn gelden
zou beleggen voor twee of meer beurzen voor onze nakomelingen.
Hij vraagt zijn neef er voor te zorgen waardepapieren
aan betrouwbare reizigers mee te geven en hen op het hart te drukken
voorzichtig te zijn, vooral in de omgeving van Antwerpen is de weg
onveilig en is waakzaamheid geboden. Andries maakt in 1618 zijn
testament waarin
hij Pibo opdraagt een beurs te realiseren voor eerlijke, vrome
studenten uit Friesland. Nadere instructies zouden volgen maar die
zijn nooit gekomen. In ieder geval heeft Pibo er daarna
voor gezorgd dat de functie van het Albadaleen werd gecontinueerd.
Begrippen en naamgeving inzake het Albadaleen zijn soms verwarrend
vandaar alhier een korte verklaring. Leenen worden ook wel aangeduid
met de term Prebenden. Degenen die een beurs ontvangen werden en worden
Beneficianten of Prebendarissen genoemd. Het Albadaleen heeft ook
bekend gestaan als Sythiemaleen, genoemd naar de vermoedelijke stichter.
Het altaar in de St. Nicolaaskerk in Poppenwier was oorspronkelijk gewijd
aan St. Catharina
en later aan Onze Lieve Vrouwe. Vandaar dat ook de naam
St. Catharina Prebende of Onze Lieve Vrouwe Prebende wordt gebezigd.
In later eeuwen is men uiteindelijk uitgekomen op Lieve Vrouwe- of Albadaleen
of kortweg: Albadaleen.
 
- De grafzerk van o.a. Lieuwe Hettes
-
 
Bij een onderzoek in de kerk van Poppenwier omstreeks 1910 kon men geen
grafstenen ontdekken, terwijl toen ook niemand inlichtingen kon verschaffen
of onder de houten vloer stenen verborgen waren. Bij toeval ontdekte men in
1977 dat zich een grafsteen onder de vloer bevond, doordat de vloer
ter plekke kapot was gegaan. Eerst in 1984 kwam tijdens de verbouwing van de kerk
de zerk van het familiegraf van de Van Albada's te voorschijn. Deze zerk
(in 1558 gemaakt door Benedictus Gerbrants) is gerestaureerd en verplaatst
naar een plek zijdelings naast de preekstoel.
Hieronder is een afbeelding van de zerk, de opschriften zijn niet altijd
even duidelijk. De buitenrand, rondom, van links met de klok mee:
INT•IAER•ONS•HEERE•M•Vc
XLIIJ•DE•X•DECEBRIS•STERF•LIEVVE•
HETTE•Z•ALBADA•K•M
GRIETMA•VA•RAERDERHEM
Ao•XVc•XLIIIJ•DE•
EERSTE•IAVARIJ•STERF•FROVCK•
ROERDA•SYNWYF
De binnenrand, rondom, van links met de klok mee:
ANNO·1587 DE17·FEBRVA
RY·STERF·DE·EERENTVESTEHETTE·
ALBADAC·MGRIETMAVA
RAVWERDER·HEM W.S.C.
···
Links-klik op het plaatje om de volledige scan op een apart scherm
te krijgen. De weergavekwaliteit van dit en andere plaatjes is afhankelijk
van de gebruikte browser, van het gebruikte operating system en van de
combinatie daarvan.
|
Op het embleem midden onder staat een Latijnse tekst:
Hic Leo mortali vitaque
et lumine cassus
Omnibus et tandem
curis Albada solutus
Cum chara a Roerda
Vrouca sibi coniuge dormit
Dit is een vers van drie regels in hexameters en luidt vertaald in
het Nederlands:
Hier, beroofd van het stervelijk leven en licht, slaapt,
eindelijk vrij van alle zorgen, Leo Albada, met zijn lieve
echtgenote Vrouca van Roerda
Met dank aan André Looijenga die deze uitleg en vertaling geeft op zijn
Frysk Deiblôch.
- Nazaten van Lieuwe Hettes van Albada
Hieronder staan schematisch weergegeven de nazaten van Lieuwe Hettes van Albada
en Frouck Roorda, in mannelijke lijn, eerste t/m vijfde generatie.
Alle hier genoemde personen hebben dus de achternaam Van Albada, als jongens of
als meisjesnaam. Deze lijn is in de zevende generatie uitgestorven.
Na zijn aantreden als Grietman in 1525 ging Lieuwe voortvarend te werk om zijn
machtsbasis te consolideren. Hij diende een klacht in bij het hof van Friesland
tegen de zittende pastoor van Poppenwier, Heer Joris Walraven, die daarop in
Leeuwarden werd ontboden om zijn brieven van nominatie, presentatie en institutie
als pastoor van Poppenwier "aan stukken te laten snijden". Heer Joris werd opgevolgd
door de clericus Wopco Leonis Jarla alias de oudste zoon van Lieuwe: Wopcko van
Albada, waarbij die de schuilnaam gebruikte gelijk aan de naam van de
jong gestorven eerste echtgenoot van zijn moeder Frouck, Wopco Jarla. Dit is niet
verwonderlijk omdat het Hof van Friesland moeilijk naar buiten kon brengen
dat deze wisseling van pastoorszetel naar de zoon van de grietman vriendjespolitiek
was.
Het gezin van Lieuwe en Frouck kenmerkte zich door een grote religieuze
betrokkenheid. De oudste zoon Wopcko werd dus pastoor een later priester
te Poppenwier, de tweede zoon Wybrandt volgde een opleiding in Leuven en
werd pastoor in Dronrijp en later in Raerd,
het buurdorp van Poppenwier, en zus Syts ging in
het klooster. Overigens hadden de broertjes Wopcko en Wybrandt moeite met
het celibaat. Heer Wopcko verwekte bij zijn bijzit Margareta Dircks een zoon
Andries (zie boven), terwijl in Raerd meester Wybren "de voeten verwarmde" van
Syts Lutzesdochter. In 2010 is bij de
restauratie van de kerk in Raerd
de grafsteen van
Wybrandt van Albada gevonden. Deze steen heeft jaren onder
de grond gelegen en is zwaar beschadigd. Met enige moeite is het randschrift
te ontcijferen: Int Iaer ons heeren [.......]
MVc LXXVI den VI Maij sterf den eersamen heer Meister Wybrandt van Albada
Pastoor kerke Rauwert ende was olt in syn [....].
Zoon Hette kreeg vijf kinderen bij zijn echtgenote Tjets Jelles en volgde
zijn vader op als Grietman. Dorothea trouwde met Gerrit Wytsma en zij
kregen drie kinderen: Oene, Lieuwe en Frouck.
Misschien vraagt u zich af wat er van Heer Joris terecht is gekomen.
Welnu, hij was het niet eens met de gang van zaken en heeft zich verzet tegen
deze vorm van politieke willekeur. Uiteindelijk werd hij in Bolsward
derde pastoor en had bij zijn overlijden zulke grote schulden
dat niemand zijn erfgenaam wilde zijn: "beati pauperes spiritu,
quoniam ipsorum est regnum caelorum".
- De Albada kelk
-
Uit het kerkarchief van de RK kerk van de Heilige Marcus in Jirnsum, Boek 1, blz 116:
"Ten tijde van den eerw. Pastoor Wamsteker leefde op het slot te Terkappel nog eene
bejaarde mevrouw van Albada welke in het bezit was van een oud familie-stuk, een prachtige
vergulde-zilveren kelk. Deze kelk werd nu door haar aan den Eerw. Wamsteker voor zijn
kerk geschonken. De inscriptie. Welke gij op den hier aanwezigen grooten kelk leest
geeft u genoegzaam te kennen dat ik dien bedoel."
Het gaat hier om de zogenaamde "Albada kelk":
|
|
|
De Albada kelk in zijn geheel, hoog 29 cm, diameter van de voet is 18 cm.
Het totale gewicht is 870 gram, verguld zilver.
|
Eén van de vier afbeeldingen op de voet, het laatste avondmaal naar een
houtsnede van Crispijn van den Broeck.
|
Een andere afbeelding op de voet, de Heilige Catharina van
Alexandrië met haar gebruikelijke attributen: rad, boek, palmtak en zwaard.
|
De cuppa en de tegencuppa stammen waarschijnlijk uit het midden van de 16e eeuw.
De kelk is gerestaureerd in 1627 en voorzien van een nieuwe voet blijkens de inscriptie op
een plaatje onderin de voet.
Het is mogelijk dat de oude kelk tijdens de reformatie
beschadigd is geraakt doordat die snel ergens verstopt of vervoerd moest worden. Dit plaatje
in de voet voorziet ons wel van een belangrijke historische bron. De inscriptie is als volgt:
Vetustum Familia ALBADA IN POPPENCHAVIER Monimentum Altari
S CATHARINA ARINÆ Olim, PoSt. B. MARIÆ
VIRG Sacrum. Restauratum a PIBONE PHILIPPO ab ALBADA
Ao 1627
Dit staat er letterlijk zoals men kan waarnemen. Doch uit het voorgaande zal duidelijk
zijn dat het hier moet gaan om St. Catharina van Alexandrië (Catharina Arianæ) terwijl
er staat: Catharina Arinæ: Catharina van Arina. De graveerder heeft destijds een foutje
gemaakt, hij kende waarschijnlijk geen latijn; errare humanum est.
De vertaling is dan:
"De familie Albada in Poppenghawier schonk dit blijvende gedenkteken, ooit gewijd
aan het altaar van de heilige Catharina van Alexandrië, later aan de Heilige
Maagd Maria. Gerestaureerd door Pibo Philippus van Albada in het jaar 1627".
De kelk is dus in 1627 in opdracht van Pybo, de jongste zoon van Hette van Albada
(zie de figuur boven met de afstamming van Lieuwe Hettes)
voorzien van een nieuwe voet en gerestaureerd. Nu vergt de naamgeving enige
toelichting. In het Fries was de naam Pybe, als zodanig nog voorkomend in Friesland,
in het nederlands Pybo of Pibo. En deze Pybe had de neiging alles wat betreft
de familie en hemzelf wat voornamer te maken. Hij verfraaide de Albada stamboom,
verzon Albada wapens, en heeft zijn eigen naam Pybe ook wat mooier gemaakt en
de Latijnse versie erachter geplakt: Pibo Philippus.
Op de voet staan vier afbeeldingen waarvan twee hierboven zijn weergegeven.
De andere twee zijn die van
Christus aan het kruis met links Maria en rechts Johannes
en verder Onze Lieve Vrouwe
met kind Jezus op de linkerarm. De middelste afbeelding
die hierboven staat beeldt het Laatste Avondmaal uit, met een tafel die wat rijkelijker
van voedsel is voorzien dan het voorbeeld van Crispijn van den Broeck. De rechtse
afbeelding is die van de Heilige
Catharina van Alexandrië, met zoals altijd
het rad met punten, soms een gedeelte van een rad, welk een prominente rol speelt
in de Catharinalegende. De andere attributen zijn een palmtak ten teken van overwinning
door de marteldood, een boek ten teken van haar geleerdheid en een zwaard waarmee
zij uiteindelijk werd onthoofd in opdracht van keizer Maxentius. Opmerkelijk is het
Hollandse landschapje (kerk en huisje) links van Catharina, niet bepaald wat je
verwacht in Egypte van rond het jaar 300. De zilversmid heeft klaarblijkelijk
zichzelf enige vrijheid gegund aangaande zijn creatie.
De zilvermerkjes zitten verstopt achter het plaatje en zijn niet benaderbaar
zonder de kelk te demonteren. Toch is de restauratie en het maken van de voet
waarschijnlijk toe te schrijven aan Dominicus van Lynhoven, zilversmid te Haarlem,
op grond van overeenkomsten van de voet met andere kelken van zijn hand.
Maar hoe komt deze kostbare kelk terecht bij de bescheiden kerkgemeenschap
in Jirnsum?
Daartoe volgen wij de weg van de kelk hierboven uitgebeeld als onderdeel
van de nazaten van Lieuwe Hettes van Albada. De kelk deed na de reformatie geen
dienst meer en werd een familiestuk, eerst eigendom van de opdrachtgever van
de restauratie, Pybo, jongste zoon van Hette. In alle bovenste vierkantjes
van de familietak hierboven is de achternaam niet gegeven, die is altijd: van Albada.
Pybo ging na de reformatie in Leeuwarden wonen en trouwde met zijn nicht
Sjouck Wytsma. Hun nakomelingen waren ook niet erg levensvatbaar of langlevend,
met uitzondering van Oene Andries. Deze trouwde met de twintig jaar jongere
Elisabeth de Borghreef van Roorda en trok bij haar (en haar ouders?) in op
"Oenemastate" in Ter Caple (tegenwoordig: Terkaple) waar al zijn
nazaten ook hebben gewoond. Oene Andries kreeg veel kinderen die zelden lang
leefden gezien de inscriptie op de grafzerk in het kerkje van Terkaple:
Anno 1658 den 15 November sterf den Edelen Eerentphesten Jr. Oene van Albada,
leidt hier begraven met 5 van sijne kinderen.
De kelk is toen overgegaan naar de langstlevende zoon van Oene Andries,
Philippus (of Pybe in Friesland), die trouwde met Maria Eleonora Murray.
Zij kregen één zoon: Oene Andries, die zijn naam verlatijnsde, zoals toen
gebruikelijk in: Onesimus Andreas. Hij huwde Anna Catharina Albertina barones
van Geismar en zij kregen ten minste drie kinderen. Zoon Philippus Paulus Andreas
en dochters Catharina Eleonora Josepha en Anna Catharina Eleonora. De zoon
en stamhouder Philippus stierf in 1747 bij het beleg van Bergen op Zoom, ongehuwd
en kinderloos. Als zodanig eindigde hier het geslacht "van Albada". De barones
van Geismar correspondeerde bij leven en welzijn uitvoerig met vooraanstaande lieden
in Friesland en Groningen. Doch bleef uiteindelijk alleen achter op het Slot
in Terkaple. Het oude vrouwtje "van Albada" uit het kerkboek die de kelk
schonk was dan ook niemand minder dan Anna Catharina Albertina barones van
Geismar douairière d'Albada. Pastoor Wamsteker wist beslist van haar
voorname afkomst maar heeft dat verzwegen in het kerkboek.
De jonste dochter Anna Catharina Eleonora huwde met Gerrit Ferdinand van
Camminga. Zij kreeg een zoon die Valerius Vitus werd gedoopt. De doop vond plaats
in aanwezigheid van
zijn grootmoeder de barones van Geismar, maar het kind heeft de volgende dag
niet gehaald. Terwijl de dochter van de barones, de moeder van het kind reeds
tijdens de bevalling was gestorven: "Deus illam ut quid dereliquisti?"
Anna Catharina Albertina barones van Geismar douairière d'Albada heeft haar
laatste jaren doorgebracht op Wiarda State te Goutum, vlakbij Leeuwarden, waar zij
op 88 jarige leeftijd overleed.
|
|
Foto van de huidige "Oenemastate" in Terkaple, gebouwd op het oude stee, maar
nu een melkveebedrijf.
|
Het in de gevel van de boerderij gemetselde alliantiewapen van
de families Roorda en De Borghreeff.
|
De geschiedenis van de bewoners en familie die op
Oenemastate
of Oenema State of Oenema Zathe of
ook wel Roordahuis woonde is bijzonder interessant doch ingewikkeld en het voert te ver
om hier een beschrijving te geven. Zij is nauw verbonden met
het oude tufstenen kapelletje en later het
kerkje van Terkaple ongeveer 300 meter ten zuiden
van de Oenemastate, waarin enige
grote grafzerken met inscripties te vinden zijn van de familie
Oenema/Roorda/Borghreeff/Albada. Waarschijnlijk is na het vertrek van de barones de oude state
in verval geraakt. Tegenwoordig bevindt zich op dit stee een melkveeboerderij (zie foto boven) welk een
rijksmonument is en nog steeds Oenemastate heet. Er zijn drie elementen van deze boerderij
die aan de rijke historie refereren: een oude schouw met inscripties, een in de gevel gemetseld
alliante wapen van de familie Roorda/De Borghreeff en een onlangs gevonden ondergrondse
vluchttunnel van de state naar het kerkje.
- Het zegel van de Grietman
-
 
Als grietman van Raerderhim moest Lieuwe Hettes van Albada natuurlijk toestemming verlenen aan
een groot aantal zaken in deze gemeente van Friesland. In die tijd was er nog geen
gemeentearchief of iets dergelijks en veel documenten zijn opgesteld, bewaard en
weer weggegooid in de afgelopen 500 jaar. Goedkeuring van een overeenkomst geschiedde toen
en ook nu nog wel eens door het bevestigen van het zegel van de bevoegde functionaris op
het document, met handtekening daarbij. In de luxe uitvoering is dit dan een zegel van
zegellak met de indruk van het zegelstempel.
Destijds, we praten over ongeveer het jaar 1520, werd een groot deel van de macht
in Friesland, Nederland en Europa bepaald door de Katholieke kerk. Tussen de dorpen
Poppenwier en Raerd lag het klooster Engwerd, en die instelling bezat naast de gebruikelijke
roomsche attributen en parafernalia ook een redelijke hoeveelheid land. Dit land werd verpacht aan
boeren in de omgeving, en voor het aangaan van een dergelijke pacht moest de grietman
van de gemeente zijn toestemming geven. Van dit klooster Engwerd is bij toeval een groot
aantal documenten terecht gekomen bij het Tresoar in Leeuwarden, zo ook een document waarbij
beschreven is dat eens stuk land werd verpacht door het klooster en is goedgekeurd met het zegel
van de grietman. Een foto van het betreffende document is hieronder weergegeven:
Dit document bevindt zich in het Tresoar in Leeuwarden, Charternummer 242a/ Kloosterarchief Engwerd
onder Poppingawier, inventarisnummer 4. Met dank aan Dhr. S. Jaasma voor het maken van de foto.
Het zal u duidelijk zijn dat in dit geval het zegel is gemaakt met een stuk papier ingedrukt met
het stempel op de onderhavige akte. Duidelijk leesbaar is de handtekening van de grietman: "Lyuva Hettis
van Albada". Opmerkelijk is de goede staat van deze historische bron, na 500 jaar is het papier en ook
de inkt nog bijna onaangetast, niet verpulverd of vergeeld. Voorzitter en administrateur hebben zich
gebogen over de afbeelding op het zegel. Duidelijk linksboven is het rad met punten behorende bij
St. Catharina en daaronder een devoot of biddend vrouwtje, waarschijnlijk Catharina zelf.
In het midden van onder naar boven staat waarchijnlijk eerst het wapenschild in scheve stand van
de Albada familie met daarop de helm en daar weer op de adelaar, net zoals het plaatje onder de knoppen rij
op dit onderdeel van deze site. Er is sprake in de historische literatuur over Lieuwe Hettes dat op zijn
zegel onder andere een doornenkrans zou staan. Dat is hier niet herkenbaar, maar zou kunnen voorkomen op
een ander door hem gebruikt zegel. Maar wat op het rechterdeel van het huidige zegel
is weergegeven is onduidelijk tot nu toe. Interpretaties
of suggesties wat dit kan zijn kan eenieder sturen naar het e-mail adres van het Albadaleen.
Wat verder opvalt is een blauwachtige lijn links en boven aan de buiterand van het zegel. Dit lijkt op
de lijn van een balpen en zou dus in veel later tijd moeten zijn toegevoegd. Het is ook mogelijk dat
dit een effect is van het slaan van het stempel op het papier om het zegel te maken. Hoe dan ook
het gaat hier om een heel mooi bewaard gebleven historische bron uit de tijd van het grietmanschap
van Lieuwe Hettes.
- Stins in Poppenwier
-
 
|
  |
|
Onderschrift: Oude Stins Albada te Poppingawier in Rauwerderhem 1722.
Getekend door J. Stellingwerf, bron: prentenkabinet Fries Museum.
|
  |
Op dit kaartje van 1718 staat nog het Poppenwierstermeer, de
stippellijnen om het meer zijn rietvelden. "Albada" is
groot ingetekend en de plaats van de stins is aangegeven met "State".
De leensboerderij stond aan de rand van het dorp Poppenwier en is
aangegeven met de pijl met daarbij de tekst "Albadaleen".
|
De linker tekening is opgenomen in het boekje: "Alde doarpsgesichten II"
van Oepke Santema, Miedema pers, Leeuwarden, 1971.
Santema schrijft er een stuk bij, hetgeen hier volgt, vertaald uit het Fries:
In 1722 stond in Poppenwier nog een middeleeuwse stins. J. Stellingwerf heeft
die getekend, en daar mogen wij hem dankbaar voor zijn: daarmee is een vrij
gaaf voorbeeld van een laat middeleeuws verdedigingsbouwwerk in een afbeelding
aan ons overgeleverd. Wie goed kijkt, kan in het onderschrift de naam "Albada"
lezen. Nu zijn de Albada's en Poppenwier twee begrippen die bij elkaar horen.
Zo kan men in de provinciale almanak van Friesland onder het hoofdstuk Lenen
en Beurzen ook het Lieve Vrouwe- of Albadaleen te Poppenwier vinden.
Hessel Albada, gestorven in 1507, moet de stichter zijn. Dat zeggen sommigen
tenminste. Maar een andere mening is dat een familielid van Hessel zijn vrouw,
Rienck Pybes van Sythiema, die zonder kinderen stierf het kapitaal er voor
heeft nagelaten.
De Albada's woonden op Douma state, zegt men. Of dat nu dezelfde state is geweest
als die van de Heslinga's enige tijd eerder, is nog ongewis, maar lijkt niet
geheel onwaarschijnlijk. Dan zou ook de plaats van de stins nog te vinden
moeten zijn, net buiten het dorp aan de zuid-oost kant. Daar heeft een grote
terp gelegen en nog vindt men in die buurt oude friese stenen in de grond
en een varkenshok, misschien wel overblijfsels van dit oude verdedigingswerk.
Als jonge kerel van een jaar of zestien-zeventien was ik al geïnteresseerd
in onze Friese geschiedenis en probeerde ik een beetje wegwijs te worden
in de kronieken. Toen stuitte ik op het volgende over de stins in Poppenwier
(het staat in "Worp van Thabor", 4e boek, op bladzijde 148-150
en ik vertel het maar in het Fries):
In 1482, in de vastenmaand, kwamen Wibe Jarichs en zijn kompanen in de nacht
in Poppenwier aan en namen Heslinga-stins in. Zij verrasten de wacht en
sloegen Douwe Jelles Sjaerda dood, die een zwager was van de beide broers
Eke en Botte Heslinga. Toen Wibe de stins in zijn macht had, vluchtten de
beide zoons van Geale Heslinga naar Leeuwarden en klaagden hun leed bij
de raad van Leeuwarden. De Leeuwarders die Wibe niet konden zien of luchten
vanwege zijn aanslagen op hun handelsroutes en vaarwegen, toen die nog op
de stins te Meskenwier woonde (en die de Leeuwarders met grote kosten
ingenomen en verwoest hadden) zagen direct het gevaar van de situatie.
Vanuit Poppenwier kon hun aartsvijand de vaarweg van Leeuwarden naar Sneek
via de Oudvaart en het Sneekermeer controleren. Daarom gaf de raad de broers
honderd bewapende jonge mannen mee. Toen Wibe Jarich's vernam dat deze
troepenmacht er aan kwam om de stins te ontzetten, verliet hij Poppenwier
en de Heslinga's bezetten hun eigendom weer.
De broers Eke en Botte hielden een aantal van de jonge mannen thuis en
gingen op rooftocht bij de buren. Met name de boeren in Raerderhim en
de Sneker Vijfgouw (de dorpen Skearnegoutum, Loaijingea, Goaijingea, Gau
en Offenwier) moesten het ontgelden. Dat ging Edo en Hessel Jongema
van Raerd op het laatst te ver, en door het luiden van de klokken
werden de boeren opgeroepen en ging er een bode naar Pieter Harinxma,
hoofdeling van Sneek. Midden in de nacht bracht men hem de brief
en direct stuurt hij de trommelaar en hoornblazer de straten op met het
bevel om in het harnas te verschijnen "om met hem ut te reisen ten oorloge".
Voor zonsopgang was hij met een troep van 300 man in Raerd bij de
Jongema's. Het gevolg was dat de stins ingenomen werd. Maar met één keer
is het niet voorbij. Later herhaalt zich het feit dat de Heslinga stins
(waarschijnlijk dezelfde stins als Douma of Albada) een roofnest wordt.
Deze geschiedenis pakte mij zondanig dat ik geprobeerd heb er een verhaal
over te maken. Het resultaat is geweest het feuilleton "Lytse Minne"
in Drijfhouts Nieuwsblad en in 1935 als aparte uitgave bij T. vd Weij
in de Skrâns te Leeuwarden (Huzum), verschenen. Het is geen grote kunst,
o nee! Maar waarschijnlijk maakt het wel duidelijk hoe deze tweestrijd
ons Friese volk aan de rand van zijn bestaan bracht en dat
"partije is divelije".
- De Leensboerderij
-
Hierboven staat een foto (anno 2009) van de voormalige leensboerderij
aan de Bûtenbuorren no 10 in Poppenwier. In de voorgevel is een
gedenksteen gemetseld met de inscriptie LV of Albadaleen:
De inkomsten van het Albadaleen kwamen en komen voornamelijk uit
de pachtopbrengst van land wat eigendom is van het Leen. De pachter
van het leensgoed woonde op de leensboerderij, die sinds de oosprong
aan de rand van het dorp Poppenwier heeft gestaan. De oudst bekende
pachter, vanaf 1511, was een zekere Jan Egberts. Hij en zijn gezin
woonden in het middenhuis, terwijl de vicaris en later de pastoor
en hun huishoudsters in het voorhuis woonden. Ook zou de schoolmeester
ooit in het voorhuis hebben gewoond.
De boerderij was oospronkelijk van het kop-hals-romp type. In de loop
der tijden is de boerderij vele malen verbouwd, vernieuwd, afgebroken
en herbouwd. Vanaf 1850 is er meer bekend omtrent de staat. Toen meldde
pastoor Rooswinkel, bestuurder van het leen,
onder andere dat: "de huizinge en de schuur in een
bijna bouwvallige staat verkeren". Er wordt besloten een nieuwe
boerderij te bouwen op het oude stee en gedeputeerde staten geven
toestemming voor "het afbreken eener oude huizinge en het weder
opbouwen eener nieuwe stelphuizinge op de zathe". De achterkant van
de boerderij kwam te liggen vlak aan de doorgaande weg, op het zuiden,
en het voorhuis aan de noordkant, zoals gebruikelijk in die tijd
zodat de melkkelder die onder de woonvertrekken zat, koel blijft.
In 1917 wordt dokter Van Dam in het bestuur van het Albadaleen benoemd
en hij heeft zich bemoeid met het welzijn van de bewoners. Hij constateerde
vele tekortkomingen, o.a. dat de knecht of de meid nog sliepen
in een bedstee op de veestal en dat de schoorsteen "een stort is van
houten planken en dat in de rookleiding het houten zetluik nota bene
uitkomt op de hooizolder!". Dit heeft er toe geleid dat het bestuur
opdracht gaf tot de nodige verbouwingen.
Doch in de zomer van 1927 is de boerderij goeddeels
afgebrand
door hooibroei. De brandverzekering heeft een schade uitgekeerd
van 9000 gulden en de boerderij is herbouwd nu weer als kop-hals-romp type.
Dokter Van Dam heeft advies ingewonnen bij zijn collega de heer Bos
van het Volkssanatorium voor borstlijders te Hellendoorn voor een
zo gezond mogelijke inrichting van het gebouw. Hierdoor is het woongedeelte
weer op de zuidkant gekomen met de kamer op het westen.
In het kader van de ruilverkaveling is het leensland, wat zeer
verbrokkeld was geraakt, samengevoegd tot één kavel en verplaatst
naar het buurtschap Abbenwier bij het dorp Jirnsum. De leensboerderij
had toen geen functie meer en is in 1971 verkocht.
- In memoriam: Ina en Dirk Groeneveld
-
 
Dhr. Dirk Groeneveld is 33 jaar administrateur van het Albadaleen geweest.
Hij heeft er voor gezorgd dat het Leen is overgezet naar de stichtingsvorm
en daarmee werd gered van de ondergang. Op de foto overhandigt de voorzitter
Dhr. T.S. van Albada (links)
het echtpaar Groeneveld een bos bloemen ter gelegenheid van zijn afscheid
in 1999.
- Literatuur
-
 
(1) H. Walsweer, Manuscript: Geschiedenis van het Lieve Vrouwe- of Albadaleen
(2) F.J. de Zee en D. Groeneveld, Manuscript: Historie Albadaleen
(3) A. Douma, 2009: Skiednis fan it Lieve Vrouwe of Albadaleen te Poppenwier, oer de
Albada's en oer de lienpleats
(4) O. Santema, 1971: Alde doarpsgesichten Diel II, Miedema Pers, Leeuwarden, p. 88
(5) J.P. Jorna, 2016: De Albadakelk, beschrijving en herkomst, notitie.
|